Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], Nu was er een [17]jongeling van Bethlehem-juda, [18]van het geslacht van Juda; deze was een Leviet, en verkeerde aldaar als vreemdeling. 17. Van het Hebreeuwse woord zie Gen.22:5. 18. Deze woorden worden bij de meesten verstaan van Bethlehem-Juda, alzo dat zij van den Heiligen Geest hierbij gevoegd zijn, om des te klaarder uit te drukken dat dit Bethlehem [tot onderscheiding van het andere, dat Zebulon toebehoorde, Joz.19:15], zonder allen twijfel behoorde tot het geslacht en den stam Juda; en dat, overmits dit de geboorteplaats van den Messias, onzen Heere Jezus Christus, zou zijn. Sommigen duiden ze op den Leviet, die wel uit den stam Levi geweest, maar te Bethlehem-Juda geboren en opgetogen is, of van moeders zijde uit den stam Juda, of ook [zoals sommigen menen] in waarheid uit den stam Juda, maar desniettegenstaande, naar de verdorvenheid van die tijden, als tot een Leviet gemaakt en gebruikt; gelijk Jerobeam ook deed, 1 Kon.12:31; 2 Kron.11:14,15. Maar dit schijnt niet wel te passen op vs.13. Want Micha had alzowel met zijn zoon, zijnde uit Efraim, tevreden kunnen zijn als met dezen, indien hij uit Juda, en niet uit Levi, geweest ware.